Wagner: Ouverture Tannhäuser
Liszt: Orpheus
Berlioz: Symphonie Fantastique
Daniele Gatti, Koninklijk Concertgebouworkest
Het Concertgebouw, Amsterdam
Aan de vooravond van de start van zijn chef-dirigentschap leidt Daniele Gatti het Koninklijk Concertgebouworkest in werken van Wagner, Liszt en Berlioz. Trefzeker brengt Gatti de Romantiek in de muziek naar boven, maar het toondicht van Liszt had achterwege gelaten kunnen worden.
Het zijn spannende tijden voor het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO). Want na het afscheid van Mariss Jansons vorig seizoen maakt het eerbiedwaardige orkest zich op voor de komst van de nieuwe maestro Daniele Gatti die met ingang van het 2016/2017-seizoen het orkest gaat leiden. En dat is maar goed ook aangezien het huidige seizoen in alle opzichten een tussenseizoen is. Tot op heden wil het KCO niet schitteren zoals je mag verwachten. De uitvoeringen zijn in de regel prima, maar opzienbarende vertolkingen en een vernieuwend programma is ver te zoeken. Het programma voor het komende seizoen biedt trouwens nog weinig soelaas met voornamelijke veilige keuzes zoals Bruckner, Mahler en Beethoven. De keuze voor Gatti is niet onverdeeld enthousiast ontvangen, maar tegelijkertijd moet ook geconstateerd worden dat wellicht ook een teken des tijds is aangezien het Jaap van Zweden met zijn benoeming bij het New York Philharmonic niet veel anders is afgegaan en dat sowieso kritischer wordt gekeken naar benoemingen waar dan ook. Eerst zien dan geloven, is daarbij het (niet altijd onbegrijpelijke) devies. Het KCO is er dus veel aan gelegen om de periode-Gatti zo goed mogelijk te beginnen. In dat licht moet daarom misschien ook de documentaire Daniele Gatti. Ouverture voor een dirigent gezien die vorige week in premiere is gegaan en in diverse bioscopen door het hele land te zien is. Maar het begint en eindigt uiteindelijk met de kwaliteit van de muziek en aan de vooravond van deze nieuwe periode voor dirigent en orkest is het publiek des te nieuwsgieriger naar de verrichtingen van Gatti in de laatste reeks concerten voordat 'zijn' tijdperk daadwerkelijk van start gaat.
Mottenballen
Het publiek begroet Gatti in ieder geval al voordat een noot is gespeeld met warmte en overgave en wordt (gelukkig) niet teleurgesteld door de kwaliteit die KCO en dirigent laten horen in werken van Wagner, Liszt en Berlioz. Gatti heeft gekozen voor een programma waarin de Romantiek hoogtij viert en het verhalende karakter de werken bindt. Met de ouverture uit Wagner's opera Tannhäuser levert Gatti een trefzekere, maar 'eigen' uitvoering af die de Romantiek onderstreept en de spanning langzaam doet opbouwen door te kiezen voor wat langzamere tempi en bij de climaxen juist wat meer te versnellen. Gatti inspireert het KCO om een puike uitvoering af te leveren die terecht op veel enthousiasme van het publiek mocht rekenen. Ook Liszt's toondicht Orpheus krijgt dezelfde trefzekere en Romantische behandeling, maar zoals Volkskrant-recensent Frits van der Waa in zijn recensie van dit concert (maar dan op grond van de uitvoering op 31 maart) al schreef, blijft het de vraag waarom Gatti dit stuk uit de mottenballen heeft gehaald, waar het blijkbaar al een tijd lag. Bedoeld als aanvullende ouverture voor Gluck's Orfeo ed Euridice is het vooral een wat kabbelend stuk dat weliswaar het verhaal van Orpheus muzikaal verteld, maar wel erg veraf staat van de energieke en opwindende opera die Gluck ervan maakte. Een mooi toondicht van bijvoorbeeld Richard Strauss (Don Juan?) was wellicht beter geweest.
Woest verlangen als muzikaal idioom
Maar in een concert waar Berlioz' Symphonie Fantastique geprogrammeerd staat, weet iedere liefhebber meteen dat dit symfonische werk van de hand van de slechts 27-jarige Hector Berlioz (1803-1869) immer het hoogtepunt is. Deze vijfdelige symfonie is autobiografisch van aard en beschrijft een muzikale koortsdroom over Berlioz's onbeantwoorde liefde voor de Ierse actrice Harriet Smithson. De muziek leidt de luisteraar van zijn verlangen, via een bal en een verblijf op het platteland tot een nachtmerrieachtige mars naar het schavot en de ondergang richting de hel. Gatti kiest - net als bij de Tannhäuser-ouverture - zijn eigen weg en neemt de eerste drie delen veel "rustiger" dan menig collega en benadrukt ook hier weer het romantische karakter van de muziek. Tegelijkertijd laat hij het orkest in de laatste twee delen flink uitpakken en onderstreept daarmee het vooruitstrevende karakter van het werk van Berlioz. Want wie deze symfonie zet naast werk van Beethoven zal verbaasd zijn deze symfonie zes jaar na de Negende van Beethoven en slechts 3 jaar na diens dood is gecomponeerd. Dit terwijl het muzikale idioom als vertaling van woest verlangen een nieuw tijdperk inluidt. Hoewel de interpretatie van Gatti lang niet iedereen zal bekoren, gaf het een originele draai aan een overbekend werk en deed in een aantal opzichten denken aan het laatste concert voor zijn dood van Claudio Abbado met de Berliner Philharmoniker waarin Berlioz (naast A Midsummer Night's Dream van Mendelssohn) op de lessenaar stond en eenzelfde aanpak liet horen. Een aanpak die tot nadenken stemt en misschien niet meteen overtuigt, maar zeker een toevoeging is op de uitvoeringspraktijk van deze immer fascinerende symfonie. Al met al kunnen Gatti en het KCO terugkijken op een behoorlijk geslaagde generale repetitie aan de vooravond van een nieuw tijdperk. Maar de criticasters zullen zeker nog niet tot zwijgen zijn gebracht. Werk aan de winkel dus, maar de basis is er zeker. Alleen al vanwege het plezier waarmee orkest en dirigent met elkaar musiceren.
Oordeel FerdiBlog: ****
Trailer van de documentaire 'Daniele Gatti. Ouverture voor een dirigent':
Op 31 maart en op 1 en 3 april 2016 heeft aankomend chef-dirigent Daniele Gatti het Koninklijk Concertgebouworkest geleid in een programma van Wagner, Liszt en Berlioz. Deze recensie is op basis van de uitvoering op 3 april.
Reacties
Een reactie posten