Brahms: Piano Concert Nr. 1
Bruckner: Symfonie Nr. 3 (versie 1877)
Lars Vogt, piano
Marc Albrecht, Nederlands Philharmonisch Orkest
Concertgebouw, Amsterdam
Het land van de Aldi en de Lidl weet ook op het gebied van dirigenten zorg te dragen voor een goede prijs/kwaliteit-verhouding. Met het aantreden van de Duitse dirigent Marc Albrecht bij De Nederlandse Opera werd deze tevens dirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPhO) en het Nederlands Kamerorkest. Dat is overigens niet zo vreemd aangezien het NedPhO vaak optreedt als begeleidend orkest van De Nederlandse Opera (DNO). Sinds zijn spectaculaire vertolking van Die Frau Ohne Schatten bij DNO is Albrecht een grote belofte. Een belofte die hij met zijn eerste optreden als nieuwe DNO-chef met een verpletterende Elektra waarmaakte. Deze Strauss-opera heb ik, in tegenstelling tot Die Frau, wel bijgewoond, dus is er geen sprake van 'hear say'. De recensie lees je hier. Het symfonisch repertoire moest er natuurlijk ook van komen en gisteren was het zover: een uitvoering van het eerste pianoconcert van Johannes Brahms (1833-1897) en de derde symfonie van Anton Bruckner (1824-1896).
Met veel plezier trok ik gisteren wederom naar Amsterdam om, op de dag dat ik 31 werd, plaats te nemen in de Grote Zaal van het Concertgebouw klaar voor een avond van Duits-Oostenrijkse pracht. En ik werd zeker niet teleurgesteld. Vanaf de eerste noot van het pianoconcert van Brahms was duidelijk dat Albrecht een zeer energieke en 'begeisterde' dirigent is die zijn energie op het orkest over weet te brengen. Daarbij houdt Albrecht overigens wel van een flink tempo. Zowel het pianoconcert als de derde symfonie van Bruckner werd in een steviger tempo genomen dan normaal. Hierover later meer.
Het eerste pianoconcert van Brahms hebben we te danken aan de vriendschap van Brahms met Clara en Robert Schumann die hem stimuleerden om, naast kamermuziek, pianomuziek en liederen, ook orkestmuziek te componeren. We mogen het echtpaar Schumann dankbaar zijn, want de twee pianoconcerten van Brahms zijn hoogtepunten uit het symfonische repertoire. Het tweede pianoconcert hoorde ik vorig seizoen al bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest met achter de piano Emanuel Ax. De recensie vind je hier. Voor het eerste, in eerste instantie niet goed ontvangen, pianoconcert van Brahms zat de Duitse pianist Lars Vogt achter de piano. Blijkens de programmatoelichting is Vogt dit seizoen 'artist-in-residence' bij het NedPhO en dat was te merken. Er was een duidelijke connectie tussen dirigent, solist en orkest wat zorgde voor een prachtige energieke uitvoering die de zaal positief stemde.
Na de pauze was het de beurt aan Albrecht alleen met de derde symfonie van Bruckner, overigens één van mijn favoriete Bruckner-symfonieën. Sowieso staat Bruckner, naast Mahler, zeer hoog bij mij aangeschreven. Hoewel de composities van Bruckner, wiens oeuvre (gelijk Mahler!) vrijwel alleen uit symfonieën bestaat, nog wel eens last hebben van 'ongemakkelijke' overgangen is er sprake van zo'n rijke klankkleur dat gesproken mag worden van kathedralen van muziek. Daarbij is ook duidelijk te horen dat Bruckner tevens organist was: ondanks de enorme aantallen orkestleden wordt er vaak unisono gespeeld wat doet denken aan een orgel. Het effect is niet mis te verstaan. Wat bij Bruckner overigens ook altijd gemeld moet worden is dat hij, nog veel meer dan Brahms, vreselijk onzeker was en elke kritiek zich erg aantrok wat vaak leidde tot (ingrijpende) herzieningen van zijn symfonieën. De bekende Weense criticus Eduard Hanslick was zijn voornaamste kwelgeest. Dit heeft ertoe geleid dat van een groot aantal van Bruckner's symfonieën diverse versies in omloop zijn. Daarbij zijn er twee samenstellers die de toon zetten: Nowak en Haas. De grote Bruckner-dirigenten hebben allemaal hun eigen voorkeur. Daarbij heeft de (overleden) dirigent George Tintner er zelfs een sport van gemaakt om voor Naxo met het Ireland National Symphony alle oerversies op cd te zetten. Albrecht koos voor de oerversie van de derde: die uit 1877. Deze versie was volgens Mahler de enige goede versie en schijnt de versie te zijn waarbij zeker vast te stellen is dat Bruckner achter alle noten stond. De derde symfonie van Bruckner is overigens opgedragen aan Bruckner's idool: Richard Wagner. Bruckner toog naar Bayreuth om de Meester de partituren van de afgeronde tweede symfonie en de incomplete versie van de derde symfonie te tonen met de vraag welke Wagner aan zichzelf wenste opgedragen te zien. Het werd de derde. De versie voor de 1877-versie, die nooit in première is gegaan, bevatte allerhande citaten van Wagner's werk, maar die zijn uiteindelijk allemaal verwijderd. Dit gegeven en het opdragen van de symfonie aan Wagner hebben ertoe geleid dat ook vaak wordt gesproken over de 'Wagner-symfonie'.
Zoals eerder gezegd is Albrecht een energieke dirigent. Heel anders dan zijn voorganger bij het NedPhO, de afgelopen jaar vroeggestorven Yakov Kreizberg die met militaire precisie zijn orkest leidde. Naast de hoge energie houdt Albrecht van een flink tempo. Met name bij de derde van Bruckner was sprake van een fors tempo dat afwijkt van de normale uitvoeringen. Grote voordeel hiervan is dat de spanningsboog van de symfonie fors toeneemt en je op het puntje van je stoel laat zitten. Bruckner-symfonieën kun je nu eenmaal in veel snelheden spelen. Albrecht lijkt daarbij Haitink te volgen in zijn eerste Philips studio-opname met het Concertgebouworkest van de achtste symfonie van Bruckner: ongekend snel, maar toch erg goed. Nadeel is wel dat zowel bij de achtste van Haitink en nu de derde van Albrecht 'verrommeling' op de loer ligt. Uiteindelijk ging het zonder al te veel ongelukken gepaard, maar moesten bijvoorbeeld de strijkers alle zeilen bij zetten om het geweld bij te houden. Een iets lager tempo was ook prima geweest en had wellicht het majestueuze karakter van deze symfonie meer onderstreept. Op dit punt van kritiek na was het een mooie avond en is het duidelijk dat Nederland met Marc Albrecht een erg goede dirigent rijker is.
Reacties
Een reactie posten