Britten: Vioolconcert
Bruckner: Symfonie Nr. 6
Dmitry Sitkovetsky (viool)
Mariss Jansons, Koninklijk Concertgebouworkest
Concertgebouw, Amsterdam
Ik vraag me weleens af of Mariss Jansons wel eens een slecht concert aflevert. Ik heb de chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) al een behoorlijk aantal keer op de bok meegemaakt in het Concertgebouw, maar elk concert is weer een feest. Zo ook donderdagavond met de aparte combinatie van werken van Benjamin Britten (1913-1976) en Anton Bruckner (1824-1896). Ik zeg niets nieuws wanneer de combinatie van Jansons en het KCO een gouden combinatie is: de talloze huldebetuigingen en prijzen, waaronder de betiteling door Gramophone van het KCO als het beste orkest ter wereld (en Janson's andere orkest Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks op de zesde plaats) spreken boekdelen. En tijdens het afgelopen traditionele en wereldwijd massaal bekeken Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker stond Jansons voor de tweede maal in zijn carrìere voor de Weense muzikale top. De enige angst is de broze gezondheid van de maestro die er bij tijd en wijle toe leidt dat hij een concert moet afzeggen waardoor door de KCO-bezoekers, hoe goed zijn vervanger ook, zich toch een beetje bekocht voelen.
Het opvallende is overigens dat Jansons vanaf zijn aantreden in 2004 als chef-dirigent van het KCO geen 'gedoe' bij het orkest om zich heen heeft gehad. Hoewel Ricardo Chailly grote kwaliteiten heeft en in Leipzig bij het Gewandhausorchester helemaal op zijn plek is, lijkt de periode van diens chef-dirigentschap de minste impact gehad te hebben van de (imposante doch overzichtelijke) lijst van chef-dirigenten van het KCO. Bernard Haitink blijft natuurlijk de absolute superster, maar het is opvallend hoe complimenteus Haitink altijd spreekt over Jansons. Dit in tegenstelling tot over zijn directe opvolger Chailly waar enige spanning toch te ontwaren valt. In het boek 'Dirigenten en nog meer dirigenten' van Volkskrant-recensent Ronald de Beer komt de internationale presentatie van Jansons als nieuwe chef-dirigent van het KCO in 2004 aan de orde. Na een mooi debuut met Richard Strauss' Ein Heldenleben volgt een concert in Luzern: 'onder de bravo roepende Zwitsers, die wel van applaudisseren houden maar niet gewend zijn zich van hun plaats te verheffen, rijst op rij tien een bezoeker van zijn stoel. Geheel alleen houdt hij een staande ovatie vol. Het is Bernard Haitink.' Een mooiere 'Peer recognition' is niet denkbaar.
Na deze veel te lange (en wellicht te jubelende) inleiding terug naar het concert. Voor de pauze stond het voor mij onbekende vioolconcert van Benjamin Britten geprogrammeerd. Een niet zo vaak uitgevoerd werk dat ik zelf alleen op cd heb in een uitvoering van Janine Jansen (samen met het overbekende vioolconcert van Beethoven) gekocht in de aanloop naar dit concert. Liefhebbers van klassieke vioolconcerten van Beethoven, Brahms en Mendelssohn moeten verder kijken. Dit werk, wier première aan het begin van de Tweede Wereldoorlog plaats vond, is niet het makkelijkste concert en is een duidelijke representant van modernistische vioolconcerten zoals die van Korngold en Shostakovich. De solerende viool is juist geen lyrische vertolker, maar juist de brenger van enig ongemak terwijl het orkest heen en weer beweegt tussen lyrische en imposante tot 'craggy' ondersteuning. De solist was de voor mij onbekende Dmitry Sitkovetsky die met ware passie en intensiteit zijn viool bespeelde. Omdat ik het werk niet goed ken, vind het lastig om goed te kunnen beoordelen hoe deze uitvoering moet worden getypeerd, maar het gevoelen na afloop van de laatste noot was dermate goed dat deze uitvoering recht doet aan de vader van de Britse moderne klassieke muziek.
Na de pauze was het de beurt aan volledig andere componist. Een componist van bescheiden achtergrond, gebrekkige intellectuele curiositeit, veel zelftwijfel en een diep geloof in God. Een man die vaak met Mahler wordt vergeleken maar wiens oeuvre zo eigen is en zijn karakter zo anders dan die van Mahler dat zij allebei (terecht!) hun eigen domein in de klassieke muziek bestieren. De symfonieën van Bruckner (en Mahler) zijn als sinds jaar en dag mijn 'evergreen'-favorieten. Het monumentale c.q. de kathedralen van muziek die Bruckner in zijn symfonieën los laat komen is onovertroffen. In zijn werk hoor je zijn achtergrond als organist. Hoewel zijn muziek vaak wat onhandigs heeft, niet in de laatste plaats bij de overgangen binnen delen van zijn symfonieën, en hij grote orkesten gebruikt om slechts een thema unisono te laten klinken, is zijn muziek altijd overweldigend en zijn eerbetoon aan het hemelse. Symfonieën die hij, zeer gevoelig voor kritiek, Bruckner vaak herschreef om aan zijn critici tegemoet te komen. Het is niet voor niets dat wordt gesproken van 'The "Bruckner Versions" Problem' Zijn muziek, die vrijwel alleen bestaat uit zijn symfonieën die hij pas op latere leeftijd schreef, is bij het eerste gehoor niet altijd erg toegankelijk, maar zodra je de symfonieën, van soms immense lengte, omvat, is de beloning er ook naar.
Jansons, van wie de Derde en Vierde Symfonie van Brucker al op het eigen huislabel RCO Live verschenen, koos ditmaal voor de minder vaak uitgevoerde en daarmee onbekendere (doch niet door Bruckner nadien aangepaste!) Zesde Symfonie. De Zesde staat bij minder op mijn netvlies daar mijn voorkeur uitgaat naar de derde, vierde, achtste en negende symfonie. Met een prachtig lyrische en intense uitvoering door Jansons en het KCO is daar echter verandering in gekomen. De wijze waarop Jansons het geheel vorm gaf van het stevige eerste deel en het prachtige adagio gevolgd door een intens scherzo en imposante finale was weergaloos. Juist voor concertbezoekers onbekend met het werk van Bruckner moet dit een geweldige introductie zijn geweest die smaakt naar meer. Die kans hebben ze overigens op zondagavond in De Doelen in Rotterdam wanneer Edo de Waart met zijn nieuwe orkest, DeFilharmonie uit Vlaanderen, Bruckner's monumentale Achtste Symfonie uitvoert.
Reacties
Een reactie posten