'Een nieuwer testament' van Hella S. Haasse


Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik tot dit boek nog nooit iets van Hella Haasse (1918-2011) had gelezen. Ook niet tijdens mijn middelbare schooltijd waar Mulisch et al wel vol in de aandacht stonden. Zoals zo vaak leidt het overlijden van een schrijver tot een run op diens boeken. Bij het overlijden van Hella Haasse op 29 september jl. was ik geen uitzondering op die trend en kocht ik het boek 'Een nieuwer testament'. Wellicht een vreemde keuze omdat Haasse vooral bekend staat om haar 'Indië'-romans zoals het overbekende Oeroeg. De keuze voor mijn Haasse-première was ingegeven door de uitspraak van Haasse zelf die 'Een nieuwer testament' haar lievelingsboek noemde. Een andere reden was de thematiek: de geloofsstrijd tussen de heidenen en door de staat gesanctioneerde Christenen in de nadagen van het (West-)Romeinse Rijk. Nadagen waarin Rome in 410 fataal was geplunderd door de Visigoten en het voormalige heidense geloof van het Rijk met wortel en tak werd uitgeroeid ten faveure van het Christendom.  Hoewel het nog tot 476 zou duren voordat het West-Romeinse Rijk defintief zou vallen, was het einde met deze inval onomkeerbaar ingezet. Een einde dat overigens niet voor het Oost-Romeinse Rijk, met als hoofdstad Constantinopel, gold: deze zou als Byzantijns Rijk nog tot 1453 voortduren waarna Constinopel viel en hernoemd werd tot Istanbul.

Het boek, in slechts drie hoofdstukken verdeeld, handelt over een proces tegen heidense Romeinen in Rome op 5 en 6 juli 417. De hooggeplaatste Marcus Anicius Rufus, zijn vrouw en vier vrienden worden ervan beschuldigd heidense rituelen te hebben beoefend in tegenspraak met het geloof van het Rijk: het Christendom. De magistraat die de zaak behandelt, Hadrianus, wordt in de loop van de zaak geconfronteerd met een zwerver betrokken bij deze zaak: Niliacus. Niliacus is niemand minder dan de (werkelijk bestaande) Claudius Claudianus die hij tien jaar daarvoor heeft verbannen en in een verder verleden in relatie tot elkaar stonden als bijna vader en zoon. Dit leidt tot een aantal herinneringen waarbij het verleden van Hadrianus en Claudius Claudianus almaar duidelijker wordt. Beide zijn geen waarlijke Romeinen, maar Egyptenaren die zich in de Romeinse maatschappij hebben genesteld zonder ooit volledig geaccepteerd te zijn. De carrière van Hadrianus is tot het proces voorspoedig verlopen: een waardig onderdeel van het Romeinse establishment. Claudius Claudianus' carrière als dichter kwam tot een hoogtepunt onder, de nog zittende, keizer Honorius en diens voogd en feitelijke machthebber, de semi-barbaarse (!), Stilicho. In die periode werden zijn gedichten hoog aangeslagen wat zelfs leidde tot een standbeeld.  De verwijdering tussen Stilicho en zijn pupil leidt uiteindelijk tot de kiem van de verbanning van Claudius Claudianus terwijl Stilicho uiteindelijk ter dood veroordeeld wordt door Honorius. Uiteindelijk worden Rufus c.s. veroordeeld even zoals Niliacus/Claudius Claudianus. Hadrianus beslist hem echter te pardonneren en in een laatste gesprek vertelt hij Claudius de waarheid: hij is niet als slaaf naar Rome gekomen, zijn eigenaar (tevens zijn grootvader, zonder dat Claudius hiervan wist) heeft hem in zijn testament vrijheid geschonken. Daarop schrijft Claudius een testament gericht aan zijn grootvader die hij als zijn vader beschouwt en pleegt vervolgens zelfmoord. Het boek eindigt met de schijnbare val van Hadrianus wiens besluit om Claudius te pardonneren hem fataal wordt.

Bovenstaande is een poging om het verhaal bondig samen te vatten, maar doet het boek geen recht. Het boek laat zich niet zo makkelijk samenvatten en Haasse zelf, in haar argumentatie om aan te geven waarom zij dit haar beste boek achtte, geeft dit goed weer: 'Een nieuwer testament, waar ik van 1962 tot 1966 aan gewerkt heb, is mijn tot nu toe misschien meest ambitieuze poging tot het uitbeelden van een ingewikkelde samenhang (...) Ik vind dat het beste boek dat ik geschreven heb, omdat het in beknopt bestek ontzettend veel mededelingen geeft. Je kunt het boek niet navertellen, dat wordt een hopeloze kluwen. Dit is typische een boek dat je lezen moet.' Daarbij komt overigens dat het boek prachtig geschreven is, een handelsmerk van Haasse. Ondanks dat het boek een kleine hondervijftig pagina's telt, is het geen makkelijk boek, mede ook door de wisselende perspectieven: hoofdstuk 1 en 3 worden verteld vanuit de alwetende verteller terwijl hoofdstuk wordt verteld door Claudius en meer inzicht geeft in zijn verleden. Het toenmalige Algemeen Handelsblad schreef in een recensie 'haar schildering van Rome is zo voortreffelijk dat men ondanks de grote tijdsafstand het gevoel krijgt er zelf in rond te lopen'. Ik kan dit onderschrijven, maar ook die recensie is tijdsgebonden aan de periode waarin het boek uitkwam: de zestiger jaren. Huidige generatie lezers zullen, net als ik, wel eens moeite hebben om het boek tot in de finesses te volgen. Maar een goedgeluimde poging om het boek te doorgronden, maakt het boek, met het lezen van de laatste blazijde en daarmee begrip voor het hele verhaal, meer dan de moeite waard.

Reacties