Leidse radicalen in de Gouden Eeuw: 'De Radicale Republiek' van Arthur Weststeijn



Met De Radicale Republiek schrijft Arthur Weststeijn een zeer leesbare filosofische biografie van de gebroeders De la Court en hun polemiek voor een radicale republiek en tegen de Stadhouderlijke Oranjes.

De glorietijd van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden mag dan enkele eeuwen achter Nederland liggen, maar de invloed is tot op de dag van vandaag nog terug te zien. Nog steeds is handel de belangrijkste basis voor de voortdurende Nederlandse welvaart en is de toonaangevende Nederlandse schilderkunst in het recent heropende Rijksmuseum in de eregalerij te bewonderen. De mannen die vorm gaven aan de Gouden Eeuw zijn - soms letterlijk – niet uit het straatbeeld weg te denken. De Stadhouderlijke Oranjes, Raadspensionaris Johan Van Oldebarnevelt, de gebroeders De Witt, maar ook denkers zoals Hugo de Groot, René Descartes en Baruch Spinoza zijn onlosmakelijk verbonden met een tijdperk van grote welvaart, vrijheid van denken en politieke (wereld)macht. De namen van Pieter en Johan De La Court zijn veel minder bekend, maar getuige de biografie De Radicale Republiek. Johan en Pieter De la Court: Dwarse denkers uit de Gouden Eeuw van Arthur Weststeijn (1980) zou dit weleens onterecht kunnen zijn.

Voor velen zal de naam De la Court niet echt een belletje doen rinkelen. Hoogstens voor diegenen die – gelijk deze recensent – gestudeerd hebben aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden waarvan het gebouw waar de faculteit in gehuisvest is, vernoemd is naar Pieter de la Court. Dat overigens juist de Universiteit Leiden één van de faculteitsgebouwen vernoemd heeft naar Pieter de la Court is niet zo vreemd. Pieter en Johan de la Court waren in de zeventiende eeuw prominente inwoners van Leiden dat door de combinatie van groeiende handel en de vestigingsplaats van de universiteit één van de belangrijkste steden van de jonge Republiek was. Juist deze Pieter de la Court was in zijn geschriften een fel voorstander van vrijhandel en de academische vrijheid en daarmee een warm pleitbezorger van de universiteit.

De gebroeders De la Court waren zonen van een Vlaamse immigrant die spoedig in Leiden naam maakte en rijkdom verwierf in de florerende Leidse textielindustrie. De zoons zouden deze traditie voortzetten, maar na een uitgebreide studie en de gebruikelijke vormende reis door Europa (de Grand Tour) zich ook richten op de politiek-filosofische fundamenten van de Republiek. Toen in 1662 Johan de la Court onverwacht overleed liet deze zijn niet-gepubliceerde geschriften na aan zijn broer Pieter de la Court (1618-1685). Op basis hiervan ontwikkelde Pieter een opvatting over de inrichting van de staat en de vrijheden die daarbij zouden moeten horen. Weststeijn gebruikt in zijn boek originele citaten van De la Court die inzicht geven in zijn opvattingen en de wijze waarop die tot stand kwamen binnen de bestaande politie-maatschappelijke context van de Nederlanden.

Juist die context is van groot belang omdat anders snel de fout gemaakt kan worden dat de ideeën van vroeger gezien worden als mogelijke oplossingen voor hedendaagse kwesties. Weststeijn maakt in zijn inleiding daarom ook meteen duidelijk dat geschiedenis weliswaar leerzaam kan zijn, maar vooral om inzicht te krijgen in de afwijkende aannames die de basis zijn voor gedachten in het verleden. Daarmee worden juist onze eigen aannames in een ander daglicht gesteld en op die wijze zijn historische inzichten van belang.

Dit is een terechte waarschuwing van Weststeijn omdat de casual reader in deze geschriften (politiek) liberalisme avant la lettre zou kunnen ontdekken aangezien Pieter de la Court het eigenbelang van de burger juist niet ziet als negatief en zich uitspreekt voor vrije handel, tegen overheidsbemoeienis en een democratisch stelsel zonder monarchale trekjes. Wanneer de ideeën van De la court verder ontleed worden, is het echter duidelijk dat de versterking van de vrijhandel alleen geldt voor Holland en hij juist een pleitbezorger is van protectionistische maatregelen teneinde de Hollandse handel te beschermen. Mondiale vrijhandel is deze De la Court een doorn in het oog. Hetzelfde geldt voor zijn democratische trekken. Hij is zonder meer voorstander van volledige democratische rechten voor burgers, maar is tegelijkertijd van mening dat lang niet alle ingezetenen het burgerschap dienen te krijgen en pleit derhalve eigenlijk voor een aristocratische vertegenwoordigende democratie waarbij burgers op grond van merite (handel!) en kennis (universiteit!) hun burgerschap ontlenen. Overigens waren dergelijk noties in de tijd van De la Court natuurlijk zeer revolutionair en is niet uit te sluiten dat een hedendaagse De la Court de huidige verworvenheden zou waarderen.

De geschriften van Pieter de la Court hebben tot veel polemiek geleid in een moeilijke periode in het tijdperk van de Republiek. Daarbij laveerde de Republiek tussen een regeervorm met sterke invloed van de Stadhouderlijke Oranjes en een Republiek bestuurd door een elite. Het Rampjaar 1672 zou de terugkeer inluiden van de Oranjes en daarmee de anti-orangistische Pieter de la Court - die het Huis van Oranje betitelde als ‘Het Paard van Troje op het Binnenhof’ – op forse achterstand zetten. Daarmee is wellicht ook meteen antwoord gegeven op de vraag waarom deze Pieter de la Court nooit verder is gekomen dan naamgever van een gebouw van de Universiteit Leiden: hij bevond zich aan de losing side.

Met dank aan de zeer lezenswaardige filosofische biografie van Arthur Weststeijn worden de ideeën van de gebroeders De la Court en het intrigerende tijdperk waarin zijn leefden terecht onder de aandacht van een breder publiek gebracht.

Deze recensie is ook gepubliceerd op Het Goede Levenhet culturele katern van De Dagelijkse Standaard. Naast mijn eigen FerdiBlog recenseer ik regelmatig o.a. boeken en concerten op Het Goede Leven en geef ik mijn opinie over actuele (cultuur)politiek.

Reacties