'The Maestro Myth. Great Conductors in Pursuit of Power' van Norman Lebrecht


Wanneer je niet gefascineerd bent door (klassieke) muziek in het algemeen en dirigenten in het bijzonder en je bent geen liefhebber van een anecdotisch (lees: roddelachtig) boek stop dan met lezen en kijk elders in dit blog voor iets van je gading. Want dat in een notendop is 'The Maestro Myth' van Norman Lebrecht. Lebrecht is een commentator op het gebied van cultuur en (klassieke) muziek (zie http://www.normanlebrecht.com/). Zijn columns zijn stevig geopinieerd en lezen soms als de Privé of Story van de klassieke muziek. Dit heeft geleid tot een aantal boeken van zijn hand over de klassieke muziek(industrie) en een paar romans. 'The Maestro Myth' is voor het eerst in 1991 uitgegeven en is alleen nog tweedehands verkrijgbaar. De editie die ik (inmiddels voor de tweede keer) heb gelezen stamt uit 1997 en betreft een geactualiseerde versie. In 2001 is de laatste geactualiseerde versie verschenen. De afbeelding bij deze blog betreft de 2001-editie.

Na het boek gelezen hebben, zal iedereen begrijpen waarom Lebrecht naast commentator ook provocateur wordt genoemd. 'The Maestro Myth' is bedoeld als geschiedenis van de dirigent en poogt antwoord te geven op de vraag waar alle grote dirigenten zijn gebleven. Lebrecht schetst een geschiedenis van een professie die dienstbaar en onzichtbaar begon en eindigde in supersterrenstatus waardoor iemand als Herbert von Karajan in 1989 een erfenis van ruim 200 miljoen pond kon nalaten. Alleen al voor deze geschiedenis en de anecdotes waarmee Lebrecht deze geschiedenis vertelt, is het boek meer dan het lezen waard. Zo komen alle bekende dirigenten langs: van Von Bülow via Nikisch, Richter, Mahler, Strauss naar Toscanini, Furtwängler, Böhm, Knappertsbuch en Von Karajan, Haitink, Solti, Bernstein en Boulez en vele anderen.

Zoals gezegd zit het boek vol met anecdotes tegen het roddelachtige aan. Zo kan je lezen dat Walter Legge, beroemde platenproducter voor EMI en ontdekker van Von Karajan, na zijn ontslag werd gesignaleerd in de wachtkamer van het kantoor van Von Karajan en meldde 'Ich bin drei Tage ante-chambriert'. Von Karajan hielp de man, die hem als geen ander geholpen had, niet en Legge zou nooit meer aan de bak komen. Tevens gaat het boek ook in, het kan ook bijna niet anders, op de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog en hoe dirigenten zich in Duitsland opstelden. Knappertsbusch was daarbij het meest gevat. In Nederland vroeg hij aan een Duitse diplomaat of hij ook een 'Muss-Nazi' was. Deze opmerking kostte hem zijn aanstelling in München. In een ander boek, over de dirigent Rudolf Kempe, staat een nog gevattere opmerking opgetekend. Na de oorlog schijnt Knappertsbusch gezegd te hebben bij het aantreden bij een orkest: 'Zo daar zijn we weer na duizend jaar' (verwijzend naar het Derde Rijk dat duizend jaar zou duren).

Hoewel ik het boek aan allen geïnteresseerd in klassieke muziek en dirigenten van harte kan aanbevelen, moet me wel van het hart dat de conclusie van het boek en de persoonlijke voorkeuren van Lebrecht nogal storen. Lebrecht concludeert dat met de supersterrenstatus van de generatie van Von Karajan een einde is gekomen aan de goede dirigenten en dat de hele industrie wordt beheerst door geld gevoed door de agenten van de dirigenten. Niet in de laatste plaats Ronald Wilford van Columbia Artists Management Inc. (CAMI) die als een alleenheerser van de klassieke muziek wordt bestempeld in een hoofdstuk die met de titel 'The Master of Them All?' weinig tot de verbeelding overlaat. Hoewel de echte top van dirigenten nog steeds bestaat uit een voorgaande generatie (niet in de laatste plaats onze eigen Bernard Haitink), staat er toch echt een grote jonge garde klaar om het langzamerhand over te nemen. Weliswaar met een andere insteek en een andere plek die klassieke muziek inneemt, maar zo is iedere periode anders. Ik ben benieuwd of Lebrecht wanneer hij het boek nu opnieuw zou uitbrengen nog steeds dezelfde conclusie zou trekken. Het lijkt toch meer een momentopname gekleurd door eigen voorkeuren. Die eigen voorkeuren storen nog wel eens. Zo is wel erg duidelijk dat hij Von Karajan niet hoog heeft zitten, indifferent is richting Haitink en Rattle (die toen nog lang niet begonnen was bij de Berliner Philharmoniker) niet anders kan dan prijzen. Toch moet dat niemand weerhouden om dit boek te lezen, maar neem het wel met een korreltje zout!

Reacties