Brahms: Ein Deutsches Requiem
Genia Kühmeier - sopraan
Gerald Finley - bas
Groot Omroepkoor
Mariss Jansons, Koninklijk Concertgebouworkest
Concertgebouw, Amsterdam
De combinatie van Mariss Jansons en het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO), door velen al gememoreerd, is onweerstaanbaar en kent alleen maar successen. Het geheim van deze samenwerking lijkt, naast de topkwaliteit aan spelers die het KCO herbergt, toch met name te liggen bij Jansons. Niet voor niets opereert zijn andere orkest, het Symphonieorchester des Bayerische Rundfunks, ook in de muzikale top. Het geheim van Jansons ligt in zijn gedegen voorbereiding, zijn bescheiden doch overtuigende karakter en zijn gave om (dodelijke) routine uit te bannen. Ik lees op dit moment 'Music as alchemy' van Tom Service. Daarin gaat Service op zoek naar het wezen van dirigenten door een aantal topdirigenten te portretteren. Mariss Jansons is daar (uiteraard) één van. Binnenkort een recensie van dat boek, maar het portret van Jansons leidt me al tot bovenstaande conclusie. Een portret dat ik overigens las na afloop van het concert in de trein terug naar Den Haag.
Een zorgpunt bij Jansons, maar ook dat is algemeen bekend, is zijn ietwat broze gezondheid. Dus toen bij het betreden van het Concertgebouw een mededeling werd uitgedeeld, vreesde ik even het ergste. Het bleek echter dat via deze mededeling werd aangegeven dat dit concert werd opgedragen aan de vorig jaar overleden dirigent Kurt Sanderling (1912-2011). Sanderling was een graag geziene gastdirigent bij het KCO en Jansons was goed bevriend met hem. Eenmaal gezeten in de grote zaal van het Concertgebouw nam echter de directeur van het KCO het woord. Ditmaal om te melden dat de sopraan, Genia Kühmeier, kampte met een verkoudheid, maar desondanks zou optreden. Een verkoudheid waarvan tijdens het concert (gelukkig) niets was te horen. Ik krijg altijd het idee dat het een middel is om in te dekken voor het geval dat.
Na deze lange inleiding nu dan toch naar het concert zelf. Met 'Ein Deutsches Requiem' lijkt Jansons een jaarlijkse traditie begonnen te zijn. Vorig jaar lag het requiem van Mozart op de lessenaar (zie voor recensie hier). Terwijl in 2009 het, zelden uitgevoerde, requiem van Dvořák te horen was. Het requiem van Brahms wijkt af van de andere requiems doordat het niet gericht is op de doden, maar op het troost bieden van de nabestaanden. Niet voor niets zijn het overlijden van zijn goede vriend Schumann en de dood van zijn moeder de aanleiding geweest voor Brahms om dit requiem te schrijven. Daarnaast maakt Brahms geen gebruik van teksten in het Latijn, maar heeft hij de vertaling van delen van de bijbel door Luther op muziek gezet. Dit resulteert in een gewijd werk voor orkest, groot koor en sopraan en bas. Een gewijd werk waarbij de zeven delen nooit in mineur, maar altijd in troost eindigen. Vorig jaar hoorde ik dit intense werk al prachtig uitgevoerd door het Residentie Orkest onder Claus-Peter Flor (zie voor recensie hier).
Uiteraard was, noblesse oblige, ook in het Concertgebouw sprake van een intense, mooi uitgevoerd requiem met prachtige vertolkingen van Kühmeier, maar vooral ook Finley. Daarbij viel me vooral de finesse op van het orkest en de wijze waarop Jansons, met name in het door mij geliefde tweede deel 'Denn alles Fleisch, es ist wie Gras', zorgde voor een intense opbouw en uitersten van ingetogenheid en ontlading was meer dan prachtig. Getroost en met 'a spring in my step' verliet ik het Concertgebouw weer in afwachting van mijn volgende concertavontuur.
Reacties
Een reactie posten