Moderne kunst is onlosmakelijk verbonden met het bekende vooroordeel van 'dat kan mijn kleine zusje ook'. Wanneer je de hedendaagse kunst in de toonaangevende musea voor moderne kunst ziet, dan kan ook niet altijd aan die indruk onttrokken worden. Tegelijkertijd word je ook geconfronteerd met werken die aanzetten tot denken of gewoon mooi, fascinerend of aansprekend zijn. Ondanks de pogingen van veel musea om moderne kunst inzichtelijk te maken, blijft dit noodzakelijkerwijs beperkt tot de context van de betreffende expositie c.q. stroming. Het bredere beeld ontbreekt waardoor moderne kunst ongrijpbaar kan zijn. Met What are you looking at? heeft Will Gompertz een uiterst leesbare, grappige en niet van tongue in cheek gespeende reisgids voor de moderne kunst geschreven.
Will Gompertz lijkt uitermate geschikt voor het schrijven van dit boek. Niet alleen is hij de BBC Arts Editor maar voorheen was hij ook één van de directieleden van de Tate Gallery, een netwerk van vier Britse musea bestaande uit het Tate Britain, Tate Liverpool, Tate St. Ives en - zeker voor dit boek het belangrijkst - Tate Modern. Het Tate Modern, fantastisch gelegen in een voormalig elektriciteitscentrale en verbonden door de Millennium Bridge met het symbool van het 'oude' London St. Paul's Cathedral, is de exponent van de ambiguïteit van de moderne kunst. Tegelijkertijd gaan we in massale aantallen naar het Tate Modern voor toonaangevende exposities om bij de exposities zelf (maar vaker bij de permanente collectie) ons in bijna-wanhoop af te vragen waarom iets moderne kunst is, wat er mee beoogd is en - vooral - waarom je er voor zou moeten betalen.
Will Gompertz schrijft met groot enthousiasme, maar vooral ook met humor over moderne kunst. Gezien zijn achtergrond is dat ook niet zo vreemd en dat het boek naast feitelijk ook erg koddig is, heeft te maken met de aanleiding voor het boek: een one-man show van Gompertz over moderne kunst tijdens het Edinburgh Fringe Festival in 2009. Daarbij maakt hij niet de fout om de lezer te bevoogden. Door de achtergrond en geschiedenis van de moderne kunst en de diverse stromingen daarbinnen uiteen te zetten, poogt Gompertz alleen moderne kunst toe te lichten zonder de lezer te hersenspoelen. Na een kleine vierhonderd pagina's is de wereld van de moderne kunst een stuk inzichtelijker gemaakt, maar bepaal je nog steeds zelf of je de representaties van de moderne kunst al dan niet mooi vindt. En dat is zoals het hoort en vormt de grote meerwaarde van dit boek.
Gompertz loopt daarbij niet weg voor controversiële kunst zoals het Dadaïstische 'urinoire' werk Fountaine (1917) van Marcel Duchamp waarmee Duchamp door een alledaags voorwerp te verheffen tot kunst (via een ongebruikelijke plaatsing en het toevoegen van zijn handtekening) en daarmee een statement te maken tegen de toen heersende opvatting van kunst. Een werkwijze die in de rest van de 20e eeuw nog veel navolging zou krijgen en meteen ook één van de redenen is voor de verwijdering tussen (bepaalde) uitingen van moderne kunst en het brede publiek. Kunstenaars zoals Duchamp bevinden zich - soms letterlijk - buiten de lijnen van de gangbare kunst waarbij vaak niet de objecten zelf maar de intenties ervan het kunstwerk zelf zijn.
In zijn boek maakt Gompertz daarom ook duidelijk dat hij vooral gecharmeerd is van kunstenaars die van grote invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de moderne kunst zoals Duchamp, maar ook Andy Warhol, Jackson Pollock en Pablo Picasso. Overigens is voor Gompertz het werk van Paul Cézanne (1839-1906) het meest van belang voor de ontwikkeling van de moderne kunst in de 20e eeuw. Cézanne verbindt, mede door zijn nieuwe manier van het gebruik van onrealistisch perspectief om meer dimensie aan zijn werk te geven (zie Mand met appelen hiernaast), de aartsvaders van de moderne kunst, de Impressionisten, met het kubisme en daarmee de verdere ontwikkeling van de moderne kunst.
Dat hij begint bij de Impressionisten is niet zo vreemd aangezien daar toch de cesuur valt aan te brengen waarmee moderne kunst van de klassieke kunst valt te onderscheiden. Een cesuur die zowel samenhangt met de ontwikkeling van het menselijk denken als de verruiming van het handelen door de voortschrijdende techniek. Mannen (ook hier geldt dat het vooral mannen zijn) zoals Manet, Monet, Degas en Renoir keerden zich tegen het gebruik om alleen Bijbelse taferelen en de representatie van de (aristocratische) elite onderwerp te laten zijn van kunstuitingen. Alledaagse zaken en beelden werden hun devies. Geholpen door de voortgang van de techniek en de introductie van 'mobiele' verf door de introductie van verftubes trokken de Impressionisten erop uit om impressies te maken van het dagelijkse leven. Impressies die door de opkomst van fotografie juist steeds minder realistisch hoefde te zijn, maar vooral - letterlijk - een 'impressie' gaven van wat zich in de maatschappij afspeelt. Een revolutie in de kunst werd daarmee ontketend. Een revolutie die in allerlei gedaanten zou worden voortgezet door voor ons (zeer) bekende kunstenaars zoals de eerder genoemde Picasso, Pollock en Warhol, maar ook Nederlandse toppers zoals Van Gogh en Mondriaan.
Het was al duidelijk uit het voorgaande, maar What are you looking at is voor een ieder die ook maar een klein beetje geïnteresseerd is in moderne kunst een prachtig overzichtswerk dat zowel een uitgebreide introductie als de context geeft van een niet altijd even toegankelijk vakgebied. En Gompertz bewijst gelukkig ook dat dit niet saai hoeft te zijn.
Hoewel een vertaling van 'What are you looking at' natuurlijk altijd afbreuk aan de typisch Britse humor van Will Gompertz is het boek ook in een Nederlandse vertaling verschenen bij Meulenhoff onder de toepasselijke titel 'Dat kan mijn kleine zusje ook'. In onderstaande YouTube-video geeft Will Gompertz een uitleg over zijn boek:
Reacties
Een reactie posten