Bruckner:
Symfonie Nr. 5
Nikolaus Harnoncourt, Koninklijk Concertgebouworkest
Concertgebouw, Amsterdam
Nikolaus Harnoncourt laat op zijn geheel eigen wijze de Vijfde Symfonie van Bruckner schitteren tot groot enthousiasme van het Concertgebouwpubliek.
De symfonieën van Anton Bruckner (1824-1896) kunnen niet anders dan voor iedere dirigent zowel hemels als hels zijn. Zijn negen symfonieën vormen voor dirigenten de kans om ware kathedralen van muziek als ultieme uiting van devotie uit te voeren. Daarbij doen zich bij Bruckner immer twee hindernissen voor. Enerzijds de keuze voor de uitvoeringsvariant aangezien de legendarische zelftwijfel van de componist heeft geleid tot vele uitvoeringsversies van diverse van zijn symfonieën. Anderzijds leidt de soms fragmentarische aard van zijn werk – Bruckner is ook de meester van de ‘ongemakkelijke overgang’ – tot de uitdaging om de coherentie van een symfonie te bewaken en te bevorderen.
De Liefhebbende God
De Vijfde Symfonie is in dit opzicht anders dan zijn symfonische broeders. Van de Vijfde bestaat slechts één versie en de sfeer van de symfonie is met name plechtig te noemen als ode - in de woorden van Bruckner - aan ‘De Liefhebbende God’. Bruckner heeft de Vijfde gemaakt tot een prachtig complex weefsel van grootse muzikale vergezichten, schertsende passages en prachtige apotheosen. Tegen het einde van het laatste deel, dat hetzelfde begin kent als het eerste deel, komen de twee hoofdthema’s uit dat deel – een koraal en een fuga – prachtig samen waarna het hoofdthema uit het eerste deel er prachtig door heen klinkt.
Aan Nikolaus Harnoncourt (1929) de schone taak om het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) te leiden door deze Vijfde Symfonie. En Harnoncourt’s achtergrond maakt hem misschien wel het meest geschikt om de Oostenrijkse Bruckner te doorgronden. Bruckner leefde in de hoogtijdagen van Wenen toen het nog de hoofdstad was van het Habsburgse Rijk. Laat Nikolaus Harnoncourt – voluit Johann Nicolaus Graf de la Fontaine und d’Harnoncourt-Unverzagt – juist een afstammeling zijn van de Habsburgers. A match made in heaven zoals zou blijken.
Reconstructie
Vanaf de eerste maten maakte Harnoncourt duidelijk dat hij zijn geheel eigen interpretatie heeft c.q. reconstructie verzorgt van het werk van Bruckner. Hij speelde de gehele symfonie met de tempi en de dynamiek. Daar waar hij het eerste deel - het Adagio-Allegro - het fragmentarische karakter van Bruckner’s composities onderstreepte door (korte) pauzes aan te brengen tussen de verschillende onderdelen, koos hij in het derde deel – het Scherzo – juist voor een zeer stevig tempo dat de urgentie en dynamiek ten goede kwam.
Het KCO speelde – zoals gebruikelijk – voorbeeldig, al lieten de koperblazers in het begin een klein steekje vallen door hoorbaar bijgeluid. Een klein detail dat de pret voor de rest niet mocht drukken. Na het wegsterven van het spectaculair door Harnoncourt vormgegeven slot beloonde het Concertgebouwpubliek de inmiddels ver de leeftijd van tachtig gepasseerde dirigent met een stormachtig applaus wat de inmiddels iets minder goed ter been zijnde Harnoncourt wat extra loopwerk op de befaamde trap van het Concertgebouw bezorgde. Natuurlijk als erkenning van het feit dat het een bijzondere gebeurtenis is wanneer Harnoncourt voor het KCO staat, maar vooral als grote waardering voor de prachtige uitvoering van Bruckner’s Vijfde Symfonie.
Nikolaus Harnoncourt is op 24 en 26 oktober 2013 te gast bij het Koninklijk Concertgebouworkest in het Concertgebouw en dirigeert de Vijfde Symfonie van Bruckner. Voor de matinee-uitvoering zijn nog enkele kaarten beschikbaar. Meer informatieen kaarten bestellen kan hier. Deze recensie is op basis van het concert van 24 oktober.
Deze recensie is ook gepubliceerd op Het Goede Leven, het culturele katern van De Dagelijkse Standaard. Naast mijn eigen FerdiBlog recenseer ik regelmatig o.a. boeken en concerten op Het Goede Leven en geef ik mijn opinie over actuele cultuurpolitiek.
Reacties
Een reactie posten