Rachmaninov: Het Dodeneiland
Reger: Vier Tondichtungen nach Arnold Böcklin
Moessorgski/Ravel: Schilderen van een tentoonstelling
Tsjaikovksi: Valse uit Het Zwanenmeer (toegift)
Gustavo Dudamel, Wiener Philharmoniker
Het Concertgebouw, Amsterdam
Met werken van componisten geïnspireerd door werken van Arnold Böcklin en Viktor Hartmann schilder Gustavo Dudamel een geweldig muzikaal tableau. Met veel dank aan het immer indrukwekkende Wiener Philharmoniker dat zich met plezier liet leiden in fijne uitvoeringen van Rachmaninov, Reger en Moessorgski. Met uiteraard een (Russische) wals als toetje.
De Wiener Philharmoniker zetelt - net als de Berliner Philharmoniker en ons eigen Koninklijk Concertgebouworkest - al geruime tijd op de muzikale berg Olympus en combineert een volstrekt eigen geluid met een immer hoog kwaliteitsniveau. Zonder - in markant contrast met de andere bewoners van Olympus en eigenlijk elk ander orkest van naam en faam - een vaste dirigent. Want sinds 1933 ontbeert de Wiener Philharmoniker deze en maakt het orkest gebruik van een schare aan gastdirigenten. Dus toen de Wiener Philharmoniker met gastdirigent Hans Knappertsbusch in 1940 in het kader van de Weense week voor het eerst optrad in het Concertgebouw in (bezet) Amsterdam was dit gebruik al zeven jaar oud. Sindsdien is het orkest met enige regelmaat te gast in het Concertgebouw, hoewel de laatste keer alweer in januari 2014 was met Riccardo Chailly op de bok en Sibelius en Bruckner op de lessenaar. Ditmaal was het echter de beurt aan Gustavo Dudamel die nog geen maand geleden zijn eigen orkest - het Los Angeles Philharmonic Orchestra - aanvoerde in de Derde Symfonie van Mahler. Dezelfde Dudamel die zich stilletjes aan heeft ontwikkeld van dirigerende wonderboy naar een dirigent van statuur die de grote belofte lijkt in te lossen waarmee hij de muziekwereld in zijn beginjaren bestormde.
De muzikale vertaling van kunst
De Wiener Philharmoniker zetelt - net als de Berliner Philharmoniker en ons eigen Koninklijk Concertgebouworkest - al geruime tijd op de muzikale berg Olympus en combineert een volstrekt eigen geluid met een immer hoog kwaliteitsniveau. Zonder - in markant contrast met de andere bewoners van Olympus en eigenlijk elk ander orkest van naam en faam - een vaste dirigent. Want sinds 1933 ontbeert de Wiener Philharmoniker deze en maakt het orkest gebruik van een schare aan gastdirigenten. Dus toen de Wiener Philharmoniker met gastdirigent Hans Knappertsbusch in 1940 in het kader van de Weense week voor het eerst optrad in het Concertgebouw in (bezet) Amsterdam was dit gebruik al zeven jaar oud. Sindsdien is het orkest met enige regelmaat te gast in het Concertgebouw, hoewel de laatste keer alweer in januari 2014 was met Riccardo Chailly op de bok en Sibelius en Bruckner op de lessenaar. Ditmaal was het echter de beurt aan Gustavo Dudamel die nog geen maand geleden zijn eigen orkest - het Los Angeles Philharmonic Orchestra - aanvoerde in de Derde Symfonie van Mahler. Dezelfde Dudamel die zich stilletjes aan heeft ontwikkeld van dirigerende wonderboy naar een dirigent van statuur die de grote belofte lijkt in te lossen waarmee hij de muziekwereld in zijn beginjaren bestormde.
De muzikale vertaling van kunst
Want wanneer je door het eerbiedwaardige Wiener Philharmoniker wordt gevraagd, ben je zonder meer gearriveerd. Voor zijn (eenmalige) optreden in het Concertgebouw heeft Dudamel gekozen voor een programma dat kunst en muziek samen brengt. Want Rachmaninov, Reger en Moessorgski hebben zich allen laten inspireren door schilderijen voor hun (programmatische) muziek. Sterker nog: de Zwitserse schilder, graficus en beeldhouwer Arnold Böcklin (1827-1901) inspireerde met zijn mysterieuze en mythologische Toteninsel zowel Rachmaninov als, weliswaar vier jaar later, Reger tot schitterende toondichten. Met name Het Dodeneiland van Sergei Rachmaninov (1873-1943) is een fantastisch stuk dat de sfeer van Böcklin's meesterwerk volstrekt weet te vatten in een zorgvuldig opgebouwd toondicht waar het spookachtige centrale thema één is met dat mysterieuze eiland omringd door dichttrekkende mist. Het eiland dat het eindstation is voor de gestorvene die door veerman Charon in diens boot daar naartoe wordt gebracht. Juist door die opbouw is het bij uitstek een werk dat nooit helemaal gevangen kan worden door een opname, maar pas live volledig tot recht komt. Dudamel - getuige de fenomenale en sfeervolle vertolking door de Wiener Philharmoniker - weet dat als geen ander en liet het stuk sprankelen en tekende daarmee meteen voor het feitelijke hoogtepunt van de avond.
Nog meer Böcklin
Laat overigens daarmee niet het beeld bestaan dat de rest van het programma louter vulling betrof, want ook in de Vier Tondichtungen nach Arnold Böcklin van Max Reger (1873-1916) wist Dudamel te imponeren. Nu is dat ook niet zo gek want de Wiener Philharmoniker is een machtige muzikale machine die moeiteloos de muziek dient en zo haar positie op de muzikale Olympus waar maakt. En hoewel twee variaties op Toteninsel de voorhoede lijken van een melancholisch programma is dat verre van juist. Want Reger liet zich breder inspireren door Böcklin en vormde een viertal schilderijen van zijn hand om tot een muzikaal vierluik waar eigenlijk alleen Toteninsel tot melancholie stemde. Hoewel de versie van Rachmaninov superieur is, hield de interpretatie van Reger zich staande en vormde zich in de hoofden van het publiek vast en zeker ook het Dodeneiland dat Reger voor ogen had. Ditmaal in combinatie met een muzikale vertaling van de Der geigende Hermit, een kluizenaar die zich verloren heeft in zijn vioolspel. Een rol die met verve door concertmeester Albena Danailova werd gebracht. Im Spiel der Wellen en met name in het feestelijke slotstuk Bacchanal komt de niet-melancholische kant van Reger in alle glorie naar voren, zeker in de handen van Dudamel en de Wiener Philharmoniker die met overtuiging de vrolijkheid van de muziek onderstreepten.
Van piano naar orkestraal succesnummer
Ravel's bewerking voor orkest van Schilderijen van een tentoonstelling is al lange tijd een succesnummer. Ravel baseerde zich op het oorspronkelijke pianowerk van Modest Moessorgski (1839-1811) geïnspireerd door de (postume) tentoonstelling van de schilderijen van de Russische schilder Viktor Hartmann (1834-1873). Het overbekende Promenade-thema is de verbinding tussen diverse muzikale miniaturen die allen een schilderij van Hartmann als basis hebben. Dit alles eindigend in een glorieuze doorvertaling van het Promenade-thema in het finale spektakelstuk De grote poort van Kiev. En in de handen van Dudamel en zijn Weense orkest werd het ook echt een spektakel. Met een programma zoals deze in combinatie met het grote enthousiasme van het publiek kon een toegift niet uitblijven. En met een Weens orkest kan dit niet anders dan een wals zijn. Maar geen Weense wals, maar een wals van de Russische Romanticus Tsjaikovski. De Valse uit Het Zwanenmeer mocht rekenen op een magistrale uitvoering en daarmee de perfecte afsluiting voor een buitengewoon fijn concert.
Nog meer Böcklin
Laat overigens daarmee niet het beeld bestaan dat de rest van het programma louter vulling betrof, want ook in de Vier Tondichtungen nach Arnold Böcklin van Max Reger (1873-1916) wist Dudamel te imponeren. Nu is dat ook niet zo gek want de Wiener Philharmoniker is een machtige muzikale machine die moeiteloos de muziek dient en zo haar positie op de muzikale Olympus waar maakt. En hoewel twee variaties op Toteninsel de voorhoede lijken van een melancholisch programma is dat verre van juist. Want Reger liet zich breder inspireren door Böcklin en vormde een viertal schilderijen van zijn hand om tot een muzikaal vierluik waar eigenlijk alleen Toteninsel tot melancholie stemde. Hoewel de versie van Rachmaninov superieur is, hield de interpretatie van Reger zich staande en vormde zich in de hoofden van het publiek vast en zeker ook het Dodeneiland dat Reger voor ogen had. Ditmaal in combinatie met een muzikale vertaling van de Der geigende Hermit, een kluizenaar die zich verloren heeft in zijn vioolspel. Een rol die met verve door concertmeester Albena Danailova werd gebracht. Im Spiel der Wellen en met name in het feestelijke slotstuk Bacchanal komt de niet-melancholische kant van Reger in alle glorie naar voren, zeker in de handen van Dudamel en de Wiener Philharmoniker die met overtuiging de vrolijkheid van de muziek onderstreepten.
Van piano naar orkestraal succesnummer
Ravel's bewerking voor orkest van Schilderijen van een tentoonstelling is al lange tijd een succesnummer. Ravel baseerde zich op het oorspronkelijke pianowerk van Modest Moessorgski (1839-1811) geïnspireerd door de (postume) tentoonstelling van de schilderijen van de Russische schilder Viktor Hartmann (1834-1873). Het overbekende Promenade-thema is de verbinding tussen diverse muzikale miniaturen die allen een schilderij van Hartmann als basis hebben. Dit alles eindigend in een glorieuze doorvertaling van het Promenade-thema in het finale spektakelstuk De grote poort van Kiev. En in de handen van Dudamel en zijn Weense orkest werd het ook echt een spektakel. Met een programma zoals deze in combinatie met het grote enthousiasme van het publiek kon een toegift niet uitblijven. En met een Weens orkest kan dit niet anders dan een wals zijn. Maar geen Weense wals, maar een wals van de Russische Romanticus Tsjaikovski. De Valse uit Het Zwanenmeer mocht rekenen op een magistrale uitvoering en daarmee de perfecte afsluiting voor een buitengewoon fijn concert.
Oordeel FerdiBlog: *****
Gustavo Dudamel was twee keer in één maand te gast bij het Concertgebouw. Op 17 maart met de Los Angeles Philharmonic Orchestra waar hij chef-dirigent van is met een uitvoering van de Derde Symfonie van Mahler. En op 12 april als gastdirigent van het Wiener Philharmoniker met een programma van Rachmaninov, Reger en Moessorgski. Deze recensie is op basis van het concert op 12 april.
Reacties
Een reactie posten