Ruim vijf jaar geleden overleed Hella Haasse, de grande dame van de Nederlandse literatuur. Bekend vanwege haar Indische en historische romans, maar tegelijkertijd lijkt haar naam bekender dan de literatuur die zij geschreven heeft. Een hernieuwde kennismaking daarom met Haasse via drie (willekeurige) romans: Sleuteloog, Fenrir en Huurders en onderhuurders.
De Nederlandse naoorlogse literatuur is lange tijd gedomineerd door de Grote Drie: Willem Frederik Hermans, Gerard Reve en Harry Mulisch. Veelal volgde daarna als snel de naam van Hella S. Haasse. Na de dood van Harry Mulisch in 2010 (Hermans overleed al in 1995 en Reve in 2006) was zij nog de enige levende representant van een trotse en wereldwijd bekende Nederlandse literaire traditie. Nog geen jaar later overleed ook Haasse en eindigde een tijdperk. Geroemd bij haar dood maakte toenmalig staatssecretaris voor Cultuur Halbe Zijlstra zich sterk voor het spreken over de Grote Vier. Ook collega-auteur Cees Nooteboom ergerde zich aan "dat gekakel over de Grote Drie" en vond dat zij de allure had die haar toegang gaf tot het literaire Pantheon van Nederland. Opvallend daarbij is dat hoe bekend we ook allemaal nog zijn met deze schrijvers hun werk verder weg lijkt dan dat het relatief recente overlijden doet vermoeden. Zo wordt De Avonden van Gerard Reve amper nog gelezen terwijl de recente Engelse vertaling The Evenings tot uitmuntende recensies in het buitenland heeft geleid waardoor een nieuwe Nederlandstalige editie binnenkort het licht ziet.
Haasse is vooral bekend geworden door haar romans over Nederlands-Indië (Heren van de Thee, Oeroeg en Sleuteloog) en haar historische romans (Scharlaken Stad, Een Nieuwer Testament en Het Woud der Verwachting) en minder vanwege haar contemporaine romans. Juist hierdoor zou het kunnen dat het werk van de in 1918 geboren schrijfster minder courant geworden is. Want de interesse voor in ieder geval de koloniale geschiedenis van Nederland is weleens groter geweest.
Vorig jaar was ik in de nieuwe boekhandel Grand Theatre Breda. Dit prachtige rijksmonument dat voorheen diende als theater en bioscoop is nu de thuishaven voor liefhebbers van boeken. Een mooie toevoeging op het toch al heerlijke Breda en zonder meer een aanrader. Op wat voorheen het balkon was, is de ramsj te vinden. Ik trof daar een behoorlijk aantal exemplaren van de in 2006 door Uitgevrij Querido gestarte uitgave van een stemmige hardcover-editie van het verzameld werk van Haasse. In 2014 verscheen de laatste uitgave in deze reeks. Door het toevallige bezoek aan Grand Theatre Breda keerde ik naar huiswaarts met Sleuteloog, Fenrir en Huurders en onderhuurders. Tegelijkertijd leek deze vondst ook symbool te staan voor een schrijfster die - althans op dit moment - minder courant lijkt. De afgelopen weken heb ik achtereenvolgens en met veel plezier deze boeken gelezen. Daarom hoog tijd voor het (opnieuw) onder de aandacht brengen van een literaire grootheid wiens stem - alleen al vanwege ons verleden in Nederlands-Indië - gehoord moet worden.
Sleuteloog (2002)
Door Sleuteloog wordt de unieke bijdrage van Haasse aan de Nederlandse literatuur meteen duidelijk. Net als haar debuut Oeroeg en De Heren van de Thee is het Nederlandse koloniale verleden in Nederlands-Indië het leitmotiv. Met haar prachtige Indische romans levert Haasse een grote bijdrage aan de gevoelswereld over een periode die grote invloed op onze geschiedenis heeft gehad, maar tegelijkertijd steeds minder deel uitmaakt van het collectieve geheugen. Eén van de mogelijke redenen waarom het werk van Haasse minder in trek is. Hoewel na het verschijnen van Sleuteloog in 2002 nog wel het nodige van Haasse is gepubliceerd, was dit de laatste grote roman en tegelijkertijd publiekstrekker - winnaar van de NS Publieksprijs van 2003 - van haar hand.
Sleuteloog staat niet bekend als de beste Indische roman van Haasse maar was voor mij een prachtige inleiding op haar oeuvre op dit vlak. Haasse kenmerkt zich door een prachtig, maar vooral ook helder proza. Een herinneringsroman waar de inmiddels bejaarde Herma Warner door een journalist wordt benaderd of zij informatie heeft over de mensenrechtenactiviste Mila Wychinska. Het blijkt de pseudoniem van haar Indische jeugdvriendin Dee Mijers. Door het verzoek van deze Bart Moorland worden herinneringen ontsloten over haar tijd in Nederlands-Indië. Een structuur van brieven van Moorland gevolgd door herinneringen van Warner leidt tot een intrigerende roman die een inkijk geeft in een verloren wereld. Een wereld die voor Warner gesymboliseerd wordt door een prachtige antieke ebbenhouten kist waar de tastbare symbolen van die tijd zijn opgeslagen. De sleutel is al jaren zoek waardoor Warner moet vertrouwen op haar herinneringen. De toegang tot de "feiten" van die tijd bevindt zich achter het voor haar ontoegankelijke sleuteloog.
Voor lezers die (nog) onbekend zijn met het oeuvre is Sleuteloog een meer dan prima inleiding. Niet voor niets roemde De Volkskrant Haase's Sleuteloog als 'kroon op haar oeuvre.
Fenrir (2000)
Toen Fenrir in 2000 verscheen was het onderwerp van lichte sensatie omdat het voor het eerst in jaren was dat een nieuwe roman van de hand van Haasse verscheen. Een roman die historisch was noch met Nederlands-Indië van doen had. Fenrir is een contemporaine roman die minder geslaagd is als Sleuteloog maar desalniettemin fascineert. In Fenrir - de mythologische wolfzoon van de Noorse god Loki - staan wolven en neonazisme centraal. Dit alles verbonden door de journalist Matthias Crone en de sterpianiste Edith Waldschade. Crone is weliswaar journalist maar is gefascineerd door wolven en werkt aan een wolvenencyclopedie. Bij toeval komt hij erachter dat de befaamde pianiste Edith Waldschade op haar landgoed in de Ardennen een privé-wolvenkamp houdt. Een landgoed dat toebehoorde aan haar vader die enige bekendheid genoot als germanist en volkenkundige. Deze specialisatie - in de tijd van de Tweede Wereldoorlog - maakte hem verdacht en verzamelpunt voor neonazi's en extremistische sympathieën. Uiteindelijk belandt Crone op het landgoed en landt midden in een familiedrama van Edith, haar zus en een mysterieuze man die een familielid blijkt te zijn. Uiteraard komt dit alles tot een dramatische apotheose. Een apotheose die overigens anders verloopt dan je op voorhand zou denken en daardoor zowel verrassend als verwarrend is.
Op het eerste gezicht lijkt Fenrir een poging van Haasse om door te dringen tot het detective-genre. Maar dan wel de meer literaire variant waar ieder antwoord in de regel tot meer vragen leidt en veel aan de verbeelding van de lezer wordt overgelaten. Daardoor bevredigt Fenrir niet volledig omdat niet helemaal duidelijk wat Haasse met deze roman beoogt. Toch fascineert Fenrir van begin tot einde en toont dat Haasse meer is dan een (Indische) historica.
Huurders en onderhuurders (1971)
Het laatste boek uit deze volstrekt willekeurige bij elkaar gebrachte reeks van Haasse-romans is net als Fenrir één van haar contemporaine romans. Huurders en onderhuurders verscheen in 1971 en heeft eigenlijk een huis als hoofdpersoon. Een huis van rond de eeuwwisseling aan het Amsterdamse Vondelpark. Frits Dupels, een getroebleerde ambtenaar bij het Ministerie van Culturele Zaken, belandt via zijn leidinggevende die van hem af wil als huisbewaarder van dit huis. Samen met zijn vrouw Dora bewonen zij dit huis en verzorgen zij de verhuur ervan voor de huiseigenaar die zich op afstand bevindt. Het leven van het echtpaar draait volledig om het huis waarbij Frits zich steeds meer verliest in een kleinere wereld een megalomaan masterplan dat de wereld zal veranderen. Voor de eenzame Dora komen de onderhuurders als geroepen. Door in hun leven te graven kan zij zich onttrekken van haar eigen weinig gelukkige leven. Spil van de onderhuurders is de frauderende Lilian Hornkes die een 'bondje' sluit met een leraar die eerst een kamer betrekt voor het geven van naschoolse les. Een schrijfster completeert het gezelschap terwijl de huiseigenaar zich op de achtergrond beweegt. Door de alwetende verteller krijg je een inkijk in de verschillende levens, de samenhang ertussen die voor velen noodlottig zal uitpakken.
Huurders en onderhuurders was het laatste boek in deze reeks en gek genoeg is de volgorde van deze reeks ook exemplarisch voor de waardering. Naar verluidt was dit boek één van de favorieten van Haasse terwijl Fenrir en met name Sleuteloog evenwichtiger en sterker zijn. Dat laat onverlet dat het wederom een mooi voorbeeld is van de krachtige en heldere schrijfstijl van Haasse die nog altijd aanspreekt en verdient om gelezen te worden.
Reacties
Een reactie posten