Concert 22 maart 2013: Tsjechisch temperament in Rotterdam met wisselend resultaat


Skrjabin: Reverie
Korngold: Vioolconcert
Dvořák: Symfonie Nr. 6

James Ehnes (viool)
Jakub Hruša, Rotterdams Philharmonisch Concert
De Doelen, Rotterdam

Een dirigent hoort expressief te zijn. Zo neemt hij orkest én publiek mee in zijn visie op een muziekstuk. Echte topdirigenten kunnen daardoor soms met het kleinste gebaar precies aangeven hoe de muziek gespeeld moet worden en daarmee een interpretatie van formaat neerzetten. Een beetje bombarie hoort daar ook zeker bij. Wie echter in De Doelen de Tsjechische dirigent Jakub Hruša heftig gesticulerend bezig zag, kon zich, zeker voor de pauze, afvragen of dit nu allemaal wel de bedoeling moest zijn. Hruša stond zo te hakken op zijn podium dat een kleine dosis Valium in de pauze wel op zijn plaats leek.

Want voor de pauze was het programma Dvořák in Wenen niet een onverdeeld succes. Dat lag niet aan het repertoire dat zonder meer keurig was: Reverie van Alexander Skrjabin (1872-1915) en het Vioolconcert van Erich Wolfgang Korngold (1897-1957). En ook al had ik wel heel recent dit vioolconcert uitgevoerd gezien door Hilary Hahn en het Dallas Symphony Orchestra onder Jaap van Zweden (zie voor recensie hier), dit vioolconcert kan ik met veel plezier veel vaker horen. Zeker vanwege het feit dat de solist ditmaal de door mij bewonderde James Ehnes betrof. Ik hoorde hem al eerder in Dallas (met het eerdergenoemde Dallas Symphony Orchestra) en recenter met het Residentie Orkest (zie voor recensie hier). Na een prima uitvoering van Reverie volgde een wat matige uitvoering van Korngold's Vioolconcert. En dat lag niet aan Ehnes die voorbeelding speelde. De overmatig actieve Hruša kreeg, in tegenstelling tot Jaap van Zweden, de balans niet goed. Daarbij leken de leden van het Rotterdams Philharmonisch Orkest (RPhO) soms ook wat van slag door deze dirigent wat leidde tot een verstoorde klankbalans. Daarbij is blijkbaar voor Hruša elke deel een hoogtepunt waardoor reflectie niet meer plaats vindt. Geen overtuigende uitvoering voor de pauze dus.

Hoewel Hruša na de pauze zeker geen blijk gaf van inname van Valium was het repertoire meer geschikt voor hem, niet in de laatste plaats door het feit dat het werk van landgenoot Antonin  Dvořák (1841-1904) betrof: Symfonie Nr. 6. De Tsjechische volksaard komt in deze, voor Dvořák laatste echt openlijke muzikale vertaling van de wil tot Boheemse onafhankelijkheid, symfonie volledig tot zijn recht. Met name in het derde deel gebaseerd op de volksdans Furiant spat de muziek van het papier. De over the top-stijl van Hruša paste hier uitstekend wat daardoor leidde tot een lekker schmierende en stevige uitvoering van deze wel heel erg lekker in het gehoor liggende muziek.

Al met al een wisselvallige avond in Rotterdam die het talent van Ehnes onderstreept, maar voor Hruša hoogstens een mixed bag betekent.  

Reacties